Paskamer stress
Met een rood hoofd probeer ik me in een te strakke broek te hijsen. Op het aangehechte kaartje staat de tekst ‘Skinny’. En alhoewel ik weet dat dat over het algemeen wat hijs- en wurmwerk kan betekenen, hebben de fabrikanten van deze broek de opdracht skinny wel heel letterlijk genomen. Zelfs een exemplaar in een maat groter dan ik normaal heb, krijg ik met geen mogelijkheid over mijn bovenbenen.
Prooi
Als ik na een aantal goedbedoelde paspogingen weer overeind kom, kijk ik recht in de ogen van de verkoopster. Die heeft besloten precies tegenover mijn pashokje te gaan staan. Het enige hokje dat bezet is. Ik ben zelfs de enige klant in de hele winkel, dus haar ogen houden mij onophoudelijk in de gaten. Als een leeuwin die haar oh, zo gewilde prooi observeert. Op zich een eigenschap die een verkoopster wel kan gebruiken, maar in deze situatie tekent zich een wel heel onbeschaamde dame af.
Het gordijn waarmee dit pashokje namelijk is uitgerust, heeft veel van zijn functie verloren. Het zou me van hoofd tot enkel moeten afschermen van de buitenwereld, maar gezien mijn – meer dan gemiddelde – lichaamslengte en de plooi waarin het gordijn in het midden naar beneden hangt, is het meer een borst-knie situatie waarin ik me bevind. Daarnaast moet de verkoopster met de spiegel achter mij een wel heel compleet beeld hebben van haar prooi.
Met een vastberaden stem vraagt ze of het allemaal lukt met passen.
“Nou, niet echt. Dat zie je toch?!”, gaat het door mijn hoofd. Maar ik houd me in. Ik geef beleefd aan dat de broek te klein is en vraag of ze een maat groter voor me in de aanbieding heeft. Zoals een goed verkoopster het betaamd, overhandigt ze me even later de XL-broek met daarbij de opmerking “Je moet maar denken; het is maar een maatje hè?”.
“Hoe weet jij nu wat ik denk?”, zeg ik in mezelf. Maar ik kan het haar ook niet kwalijk nemen. Zij is immers de leeuwin en ik de prooi.
Het is ‘maar’ een maatje
Hoopvol trek ik de zojuist aangereikte broek over mijn benen. Het gaat een stuk makkelijker en ik krijg hem prima dichtgeknoopt. In de spiegel probeer ik een beeld te krijgen van hoe de broek me staat, maar het ontzettend flauwe licht helpt me daar niet bij. Zucht….hoe lastig is het toch om anno 2018 een ruimte in te richten waarin iemand zich mooi voelt? Ongeacht wat hij of zij aan trekt. Dit zouden toch dè ruimtes moeten zijn waarin mensen zich blij voelen om vervolgens met een nieuwe outfit de deur uit te lopen?
Ik open het zogenaamde gordijn en positioneer me voor de grote spiegel naast de paskamers. In het spiegelbeeld zie ik dat de leeuwin haar ogen tot speeltjes vormt. Sluw als ze is, komt ze dichterbij en slaat dan toe: “Die zit wel goed hè? Je bent ook wat langer, dus dan is het ook niet zo erg dat je een grotere maat broek aan hebt toch? Het is ook maar een maatje hè?”
Hoe komt het toch dat ze maar blijft denken dat ik dat erg vind?
Ik draai en keer nog wat voor de spiegel en stap dan snel weer terug in de paskamer. Net als ik mijn potentiële aankoop op mijn enkels heb hangen, loopt er een mannelijk persoon de winkel in. “Ik kom jullie blij maken”, hoor ik hem verkondigen. Blijkbaar doelend op de verkoopster en haar collega die zich momenteel in het magazijn bevindt. Nog in mijn half ontblote positie, staat hij al naast de verkoopster en kijkt hij net als zij recht mijn hokje in. Gezellig…
Niet veel later loop ik met mijn nieuwe aankoop de winkel uit. De winkel zonder ruimte waar ik me echt mooi voelde. De winkel waar mij werd aangepraat dat ‘maatjes’ toch niet uitmaken.
Ik voel de ogen van de leeuwin in mijn rug prikken. Zij heeft gewonnen.
Nu maar hopen dat ik me straks in het wild ook mooi voel in mijn nieuwe broek. Met een maatje meer….
Leuk geschreven Von. En nu gaan genieten van je nieuwe broek.