Maak je geen zorgen
Ein-de-lijk rijd ik de straat in. De straat waar mijn huis staat. Ik parkeer de auto voor de deur en stap uit. Bij de voordeur aangekomen, steek ik de sleutel in het slot. De deur gaat niet direct open. Hij zit op het nachtslot. In mijn ooghoek zie ik dat de wijzers van mijn horloge ook al op twaalf uur staan. Ik stap naar binnen en laat de deur achter me dichtvallen. In de spiegel zie ik mijn gezicht. Slechts flauw verlicht door de buitenlamp, maar licht genoeg om mijn wallen tot aan mijn mondhoeken te zien reiken. Ik schrik van de grauwheid van mijn huid en de rimpels die in dit licht nog net een tikkeltje dieper lijken dan normaal. Ik laat mijn tas van mijn schouder glijden, zet mezelf tegen de muur en langzaam buig ik door mijn knieën. Net zolang totdat mijn billen de koude grond raken. En dan beginnen de tranen over mijn wangen te rollen. Dikke tranen. Ik ben zo moe. Ik zorg nu al bijna een jaar voor mijn moeder. Sinds de dood van mijn vader kan zij de draad van haar leven niet meer zelfstandig oppakken. Ze woont alleen aan de andere kant van de stad. Te goed voor een verzorgingshuis, te slecht om de hele dag alleen te zijn. Ik, als enige kind dat in de buurt woont, ga elke dag bij haar langs. Soms blijf ik net zolang totdat ze slaapt, zoals vanavond. Dan is ze bang. Bang om te gaan slapen en nooit meer wakker te worden. Ik kan het niet aan om haar op dat soort momenten alleen achter te laten. Ook al heeft mijn man me al zo vaak gezegd dat ik het los moet laten en hebben die korte nachten enorme invloed op mijn prestaties op de werkvloer. Daarvoor houd ik teveel van haar. Ik vis mijn telefoon uit mijn tas en zie dat ik vijftien nieuwe What’s Appjes heb. Ik open de berichtjes en zie de trotse lach van mijn kleindochter op de foto’s na haar afzwemmen vanmiddag. Geslaagd natuurlijk. Wat heeft ze snel leren zwemmen die meid. Ik kon er niet bij zijn, omdat mama me nodig had. Ik voel een steek in mijn maag en een nieuwe golf van tranen dient zich aan. Hoe hard ik ook mijn best doe om alle ballen hoog te houden en mijn aandacht eerlijk te verdelen; ik blijf het gevoel houden dat ik tekort schiet. Aan alle kanten. Mijn man, mijn kinderen, mijn kleinkinderen, mijn vrienden. En dan heb ik het nog niet eens over mijzelf. Want waar ben ik gebleven in dit verhaal? Wanneer heb ik voor het laatst eens iets leuks voor mezelf gedaan? Wanneer heb ik voor het laatst genoten van een ongestoorde vakantie? Een vakantie waarin ik mijn telefoon eens een dagje uit kan laten staan. Of beter nog; een plek opzoeken waar ik geen bereik heb. De afgelopen jaren moest ik altijd zeker weten dat er een netwerk was voor het geval dat er thuis iets aan de hand was. Vooral de gezondheid van mijn schoonouders en mijn vader waren hiervan de oorzaak. Ik heb geen idee hoe lang ik al op die koude vloer in de gang zit als ik de stem van mijn man naast me hoor. Hij noemt mijn naam en helpt me overeind. Zwijgend trekt hij mijn jas uit en hij begeleidt me naar boven. Mijn armen en benen zijn te moe om ook nog maar iets op eigen kracht te kunnen ondernemen. Hij trekt mijn kleren uit en legt me in bed. Met mijn gezicht nog nat van de tranen val ik in slaap.
13.14 prijken de cijfers op mijn wekker. Mijn hoofd voelt zwaar en mijn hartslag dreunt als een hamer op mijn slapen. Met een zachte kreun laat ik mijn hoofd weer in het kussen zakken. Wat voor dag is het vandaag? Zaterdag? Nee, het is donderdag. Ik moet naar mijn werk! Ik kom overeind en wil opstaan, maar net op dat moment komt mijn man de kamer binnen. Hij vraagt me vriendelijk om weer te gaan liggen. “Jij gaat nergens naartoe vandaag” vervolgt hij op diezelfde vriendelijke toon. Ik wil het graag geloven, maar zijn woorden komen niet als waarheid bij me binnen. “Maar ik…” “Geen gemaar” breekt hij mijn zin abrupt af. “Jij blijft liggen en ik maak iets te eten voor je. Ik heb je ziek gemeld op je werk en morgen vertrekken we voor een paar dagen naar de Veluwe. Drie dagen helemaal niks. Alleen wij met z’n tweeën.” Mijn hoofd wil nog in protest gaan, maar mijn lijf is veel te moe. Ik sluit mijn ogen en ik geef me over aan de stilte in de kamer.
Het is zondag. Ik zit onderuit gezakt met mijn benen omhoog voor de open haard. We bevinden ons in een Spa-resort midden op de Veluwe en ik heb zojuist een heerlijke ontspanningsmassage gehad. De afgelopen dagen heb ik me overgegeven aan de goede zorgen van mijn man en de medewerkers van het resort. Mijn zorgen voor een ander hebben even plaatsgemaakt voor anderen die voor mij zorgen. Een medewerkster van het restaurant brengt me een glas rode wijn. Ik neem een slok en doezel weg. Even later schrik ik wakker. Ik roep hardop de naam van mijn man. Hij kijkt me verschrikt aan vanuit de stoel naast me. “Wat is er?” vraagt hij bezorgd. “Ik wil nu naar huis!” Mijn man kijkt me met vragende ogen aan. “Ik ben je ontzettend dankbaar dat je dit voor me hebt gedaan, maar ik mis het!” “Wat bedoel je lief?” vraagt hij. “Mijn zorgen! Ik ben mijn zorgen aan het vergeten en dat wil ik niet. Daarvoor zijn ze me te dierbaar. Ik wil weer zorgen om me heen; nu meteen!
De ik-persoon in dit verhaal is een fictief personage in de wereld van vandaag. Zij maakt deel uit van de zogenaamde ‘sandwich-generatie’. Een generatie die ‘klem’ zit tussen de zorgen voor ouders en (klein)kinderen en aan de andere kant hun baan, vrienden, partner en niet te vergeten; zichzelf.
Deze blog is speciaal geschreven voor Jeanette Koks; één van mijn trouwe lezers en aandraagster van dit onderwerp.
Mooi geschreven Yvon. Ik hoor dit zo vaak om me heen.
Dank je wel! 🙂
Mooi! Nooit zo over nagedacht!!
Leuk om te horen! Dank je wel Mariel 🙂
Mooi stuk Yvonne!!!!!
Dank je wel Dennis! 🙂
Mooi Yvonne en ik denk herkenbaar voor velen.
Mijn god…of ik mijn eigen verhaal lees…ook ik zat huilend op de fiets naar huis, als ik haar alleen moest achterlaten, zo herkenbaar dit…….
Wauw, wat moet dit je dan raken. Bedankt voor je reactie Anneke.