Ketsbie
Lekker eten; misschien wel 1 van mijn grootste hobby’s. Alhoewel er over het woord lekker te twisten valt (gekookte witlof kan de een doen walgen, maar voor de ander juist zijn lievelingseten zijn), is lekker eten voor mij vooral een kwestie van genieten. Dat genieten kan voor mij al beginnen bij het lezen van een recept. Als de ingrediënten me goed in de oren klinken en er staat een foto bij van een mooi opgemaakt bord, dan heb ik al trek. Maar genieten betekent voor mij ook uren tafelen. Goed glas wijn erbij en de tijd nemen om alles te proeven. U raadt het al; ik ben geen type voor de snackbar op de hoek. De geur van gefrituurd voedsel werkt misschien als een magneet op mijn hongergevoel, maar dat snelle schransen wat erbij hoort en na een uur weer honger hebben; nee, daar heb ik niks mee. Mij maak je blij met verse ingrediënten en een gerecht waar aandacht aan is besteed. Ook vind ik het leuk om nieuwe dingen te proberen. Als ik in het buitenland ben, wil ik de echte lokale keuken proeven. Soms moet je daar wat moeite voor doen, want de toeristengebieden puilen uit met keukens waar die toeristen juist voor een tijdje afscheid van hebben genomen. Maar als je je best doet, kom je in aanraking met de echte oorspronkelijke keuken van het betreffende land. Vorige maand was ik met familie in Zuid-Afrika en heb ik mijn best gedaan om echte Zuid-Afrikaanse gerechten te kunnen proeven. Ook hier niet altijd gemakkelijk, maar een lokale gids vertelde ons dat we bij ons bezoek in Kaapstad op zoek moesten gaan naar een “ketsbie”. ‘Een ketsbie?’, vroegen wij aan de gids. ‘Ja, een gerecht met heel veel vlees, deeg en kruiden’, legde hij uit. Klinkt niet gek dachten wij, dus toen we een aantal dagen daarna in Kaapstad waren, begon onze zoektocht naar de ketsbie. Op straat letten we goed op de menu’s van de restaurants, maar we zagen het gerecht niet staan. We besloten het een politieagent te vragen en zijn collega wist wel raad. Even verderop in de straat zat een restaurant met een wereldse keuken en die verkocht de ketsbie. Vol goede moed stapten we de zaak binnen en ja hoor; de gatsby (zo blijk je het te schrijven) stond op het menu. We bestelden een grote (‘heb je echt zoveel honger?’) en minder grote gatsby en wachtten met eem drankje aan ons tafeltje. Andere gasten kwamen en gingen, maar onze bestelling kwam maar niet. Een half uur later vraagt de eigenaar hoe het met ons gaat en wij vertellen hem dat we op onze gatsby’s wachten. “Oh, dat het even duurt, kan kloppen, want die worden met de meest verse ingrediënten bereid”. Onze trek en nieuwsgierigheid werd nu alleen maar groter. Dit moest toch een heerlijk lokaal gerecht zijn! Hoe groot was de teleurstelling echter toen we de pakketjes (ze waren ingepakt in grijs papier) openmaakten. Een enorm klef wit brood met een berg patat en rode saus kwamen eronder vandaan. Tussen de frietjes en de saus zag ik nog net een paar stukjes gekruid vlees en een enkel blaadje sla liggen. De Zuid-Afrikaanse versie van een kapsalon? Na de hoge verwachtingen verdween mijn trek als sneeuw voor de zon. Want schransen en genieten? Nee, dat gaat voor mij niet samen. ’s Avonds bestel ik in een ander restaurant lokale vis. Misschien wel de lekkerste kabeljauw die ik tot nu toe gegeten heb in mijn leven; kijk, dat is nou genieten!
No comments yet.